WORDORDER
De volgorde van zinsdelen in het Engels
is anders dan die in het Nederlands.
Neem de volgende zin :
Ik zal hem morgen dit boek geven in de
klas.
Letterlijk vertaald zou het worden :
- I shall him tomorrow this book
give in the classroom.
Het moet echter zijn :
- I shall give him this book in the
classroom tomorrow.
De volgorde van de zinsdelen heeft in
het Engels een min of meer vaste vorm.
1.onderwerp
2.
alle werkwoorden
3.
meewerkend voorwerp (aan/voor wie)
4.
lijdend voorwerp
5.
hoe
6. waar/plaats
7.
tijd/wanneer
NB:
* nr.7 de bepaling van tijd mag ook vooraan in de zin staan.
Dit wordt echter alleen
gedaan als men de tijd wil benadrukken
* Bij vragende zinnen is de volgorde van onderwerp en werkwoord
net omgekeerd.
You can swim. Can
you swim ?
PLAATS VAN BIJWOORDEN VAN FREQUENTIE
(onbepaalde tijd)
(wanneer
is ever of never of always of sometimes ?)
Dit zijn bijwoorden die regelmaat aangeven
zoals
always,
usually, ever, never, seldom, sometimes, often, regularly
Plaats in de zin:
1. na : am,is,are,was,were
2. tussen : de eerste 2 werkwoorden
3. voor : 1 werkwoord
Voorbeeld bij 1 : Voorbeeld bij 2 : Voorbeeld bij 3
:
He is
always late. He has never been there
before ! He often goes to
footballmatches.